Coba, de onafhankelijke
Coba „van de Sneejer" staat daar maar to houden met haar verfpot. Ruim een uur lang doet ze er nets anders mee dan hem van de ene hand in de andere nemen op het moment dat ze weer een van haar afgezakte schortbanden moet optrekken. Honderden malen per dag verricht ze deze handeling automatisch. Ze haast zichzelf niet en blijft vriendelijk onder al ons gevraag. Niets wijst erop dat ze ons liever kwijt is dan rijk, alleen die verfpot. Die verfpot waarin een lange roerspijker vastzit aan het bodempje ingedroogde groene verf; die verfpot, die ze maar niet wil neerzetten, zodat ze elk moment de arbeid kan hervatten, waarin we haar heb) ben gestoord: het verven van de ijzeren palen van de waslijn. Coba's handen staan naar werken. Van haar elfde tot haar vijfenzestigste heeft ze andere mensen met hart en handen gediend. Binnen en buiten heeft ze alles aangepakt wat voor haar handen kwam en nu ze alleen in haar huis aan de rijksweg in Bergen woont, doet ze niet anders.
Ze poot, ze zaait, ze voert de kippen, ze poetst, ze kookt, ze schoffelt, ze verft en ze schilt de aardappelen voor het aan de andere kant van de weg gelegen chauffeursrestaurant. Haar. bloemetjesschort is vaal van het vele wassen. „Veel mensen hebben niet eens een schort en toch hebben ze oak geen vuile kleren, daar snap ik niets van", zegt ze. Ze begrijpt het natuurlijk wet maar Coba heeft haar eigen fijnzinnge manier om tussen de regels door precies te zeggen wat ze kwijt wit. „Ik heb in mijn leven onder ik-weet-niethoeveel tafels mijn voeten gestoken, maar ik hoor van bijna niemand meer iets. Aileen van een paar commiezen, protestanten, die nu ergens in Holland wonen. Elk jaar komen die me in hun vakantie nog opzoeken en twee keer in het jaar, met Kentmis en in de zorner, moet ik hen een brief schrijven over hoe het goat en wie er zoal dood is gegaan." De commiezen weten dus wat het leven in Bergen is veranderd. En niet ten gunste, meent Coba. „ Vroeger was het veel gemoedelijker, zochten de mensen elkaar meer op. Dan zaten we voor het huis op de stoep en vertelden elkaar lief en teed. In landen waar de mensen arm zijn, daar heb je dat nog, maar hier niet. Met de komst van Nieuw-Bergen was het afgelopen!"
Denk nu niet, dat Coba win „hoera - voor - het - verleden - tegenwoordig - is - het - maar - niks" vrouw is. Tussen jongeren voelt ze zich juist goed op haar gemak. „Ik kan helemaal meegaan met hun denkwereld en ik heb er alle vertrouwen in dat de jeugd zal terugkeren naar het geloor Dat maak ik niet meer mee, het zal nog jaren en jaren duren, maar het gebeurt!"
Dat vertrouwen put zij uit de gesprekken, die ze voert met jongeren bij haar thuis in de keuken, want menigmaal komt „de jeugd" bij haar binnenwippen. Soms worden de gesprekken voortgezet op de fiets. Coba fietst graag en veel op haar bijna dertig jaar oude vehikel met nog zo'n grate koplamp. Trots last ze ons zien hoe goed ze dat rijwiel heeft onderhouden. Als een boer die zijn beste paard van stal haalt om het even in het zonnetje te zetten, zo haalt ze haar tweewieler uit de berging, waar vvitte geraniums voor de ramen staan. Daar staat ook een kist maiskolven, voer voor de kippen. Die kolven heeft Coba opgeraapt, toen de oogstmachine zijn werk had gedaan en zich had teruggetrokken van het grate veld achter haar waning. „Tegenwoordig kijken ze niet zo nauw", zegt Coba en zij verzamelde dus de achteloos achtergelaten kolven. Diezelfde zuinigheid verbiedt haar ook gebruikte lucifers weg te gooien. Nee, die warden zorgvuldig bewaard om een tweede keer dienst te doer als aanmaakhout. Zes kippen scharrelen er in en rond het schuilhok tussen de oude fruitbomen. Op sommige plaatsen staat het zwenkgras kniehoog. 's Morgens als Coba haar schort heeft omgegord voor een nieuwe werkdag gaat ze eerst de kippen voeren en daarmi pas zet ze koffie voor zichzelf. „Als ik veel zin heb ga ik dan even erbij zitten, maar meestal drink ik de koffie staande aan het aanrecht!" Enna die koffie pakt Coba het werk aan dat het eerst gedaan moet worden. Dan schuift die kleine vrouw met het strak achterover gekamde en tot een knotje samengebonden haar door het huis en over het erf. Op spitse damesklompen waarvan de leren riempjes zijn gebarsten. In grijsbruine, dikke nylons, flodderig op het onderbeen, vele malen gestopt bij de voet. In een blauw-groene jurk waarvan de bovenste roodbruine, bewerkte knoop boven de schort uitkomt, Maar vooral met haar rand, tevreden gezicht, waarin twee small° oogjes tintelen. Zelfs haar rimpels zijn vriendelijk. Ja, Coba is een tevreden mens. „Ik ben gelukkig, ik hoef me nergens druk om te maken. Er zijn mensen, die er niet mee toekomen, met hun aow, maar ik hou er nog van over. Nee, zorg en heb ik niet en ik denk maar altifd, gebeurt er wat, dan gebeurt er wat!"
„Mannen hebben me nooit geinteresseerd. Ja, ze hebben me vroeger wet eens gevraagd, maar ik heb altijd nee gezegd. Tegen de zin in, dat wordt toch niks, dacht ik maar." En zo slijt Coba haar leven, alleen maar niet eenzaam, onafhankelijk en gelukkig. Blij als ze iemancl kan helpen, maar huiverig om van anderen hulp aan te nemen, de kleine rampspoeden die over haar huis komen manmoedig het hoofd biedend. Want zie...Op de stoep aan de noordgevel staat een omgekeerd FIERO-PERLkistje. Daarop ligt dwars een Lange stok. Coba heeft last van dikke groene rupsen, die in de struiken aan de overzijde van de weg hebben gezeten en vandaaruit de aanval op haar huis hebben geopend. Enkele keren per dag spiedt Coba de gevel of op zoek naar het kruipend ongedierte. Staande op het frisdrankkratje wipt ze met de stok de ontdekte rupsen van de muur of om ze vervolgens onder haar klompen te verpletteren of ze aan de kippen te voeren. Zo gaat se, gewapend met een plankje, ook de fruitbomen of en drukt de diertjem dood op de stammen en takken. De strijd om het bestaan is soms niet makkelijk, maar onbekommerd gaat Coba haar eigen weg, met op. gestroopte mouwen.
Bron: "Landlopen" opgetekend door Toon Willemsen en Lei Coopmans
- Hits: 1066