Skip to main content

Toen en nu header

Wie is? .... Wim Frederix

Wim Frederix

Om met Wim Frederix in gesprek te gaan, hoefden we niet ver te gaan. Wim is immers vrijwilliger van Bergen Toen en Nu van het eerste uur. Het is donderdagmiddag en we blijven gezellig in de Mariaschool.

Wim, geboren in 1937 te Heukelom.

Wim, als jij over het vroegere Heukelom praat, heb jij het regelmatig over de demarcatielijn. Kun jij ons uitleggen wat dat betekent?

De demarcatielijn loopt tussen Heukelom Noord en Heukelom Zuid.

Heukelom hoort bij post-Afferden en ligt tegen het Gening. Het Gening loopt van de nieuwe ingang van de steenfabriek tot aan de afslag Afferden. Vroeger had Heukelom B-nummers om de huisnummers aan te duiden. Dus je woonde destijds bijvoorbeeld in Afferden op B19. Tegenwoordig zou dat Heukelom 22 zijn.

Heel vroeger hoorde Heukelom bij Bergen. Maar de pastoors, van de kerk van Bergen en van de kerk van Afferden, trokken allebei aan Heukelom. Zo ontstond die zogenaamde demarcatielijn. Want woonde je in Heukelom Noord, dan ging je in Afferden naar de kerk, naar school, deed je er de boodschappen en werd je er ook begraven. Woonde je in Heukelom Zuid, dan ging je naar Bergen. 

Ons gezin hoorde als inwoners van Heukelom in eerste instantie bij Afferden. Toen ineens anders werd besloten en wij naar Bergen moesten, voelden wij ons als een kat in een vreemd pakhuis. Wij voelden ons niet betrokken ook niet in de kerk, met als gevolg dat ik en mijn broers gingen zitten kwebbelen tijdens de mis. Wij kregen toen een oorvijg van vrouw Geurts en begrepen dat we stil moesten zijn in de kerk.

Vermoedelijk is deze omwenteling een kwestie tussen de pastoors geweest. Pastoor Peeters van Bergen was waarschijnlijk beter bevriend met de bisschop dan pastoor Peters van Afferden.

Er is toen ook nog een ‘veldslag’ geweest omdat de Heukelomse jeugd zich bedreigd voelde door ‘die verrekte Bergse’. Ze waren al opgerukt tot de Heukelomse Beek, de scheidslijn. Mijn broer kwam daar Ton van Treeck tegen en haalde met een baksteen naar hem uit. Het ging er best hard aan toe.

Wanneer deze strijd zo ongeveer is ontstaan is mij niet bekend. Er zijn Heukelomsen van 1910-1920 die in Bergen naar school gingen. Mijn broer Jan is van 1926, mijn broer Hay is van 1928, mijn zus Mien van 1930 en ik zijn allemaal in Afferden naar school gegaan.

In Heukelom was er geen detailhandel, alleen maar agrarische bedrijven waar je piepers enz. ging halen. Verder had je Café Mooren, daar kon je ook sigaretten kopen. De boodschappen deed je in Afferden. Je had in Afferden Slagerij De Best, de vader van Jos de Best. Dan had je nog een huisslachter, bijvoorbeeld de vader van Trees Knoops-Janssen van het Rimpelt (Spek Jup) en Grad Erren. Hij is helaas in 1950 op de Rijksweg ter hoogte van Café Mooren verongelukt. Hij moest een varken gaan uitbenen en keek bij het oversteken van de Rijksweg niet goed uit. Grad werd door een vrachtauto aangereden. Broer Sjang heeft het slachten toen van Grad overgenomen.

Oorlogsslachtoffers

Na de slag bij Arnhem op 17 september 1944, rukten de geallieerden (Engelsen) vrij snel op tot hier aan de overkant van de Maas. De Duitsers begonnen toen met het bouwen van kazematten en loopgraven. Over en weer bespiedden ze elkaar met verrekijkers en beschoten ze elkaar. Iedereen moest erg op zijn hoede zijn. Zo’n 5 bewoners van Heukelom en 1 Duitser hebben het niet overleefd.

Ik herinner me nog Jan van den Woldenberg, hij woonde tegenover de steenfabriek. Er is een granaat gevallen maar Jan kon niet op tijd de schuilkelder bereiken en is toen gesneuveld. Opvallend is dat Jan niet op het bord bij het oude kerkhof staat vermeld, dus waarschijnlijk is hij in Afferden begraven en aldaar in het boekwerk van de parochie opgenomen.

Doortje Mooren is tijdens het afwassen door een granaatscherf om het leven gekomen. Zij woonde in een huis op het terrein van de steenfabriek, haar vader was er bedrijfsleider. Overigens werkten toen alle werknemers op ‘de stènoven’ en woonden in de kazerne. Het doelwit was de 45 meter hoge schoorsteen van de steenfabriek maar dat is niet gelukt. Helaas is het Doortje fataal geworden.

En bij Lintzen, tegenover ome Drik Verhofstad, ging een dienstmeid van een jaar of 15-17 kijken hoever ze waren met het slachten van een varken. Ook zij is door een granaatscherf getroffen en overleden. Het meisje kwam uit Beugen.

Je kon destijds bijna niet aan meel voor varkensvoer komen. Dus als de eikels vielen, werden die geraapt want die kostten immers niks. Ook de vader van Lieske Linders deed dit. Hij is toen op de Rijksweg tussen de tramrails geraakt door een granaatscherf.

Op een gegeven moment lag in een loopgraaf bij ome Drik een dode Duitse soldaat. Dat was toen nog een heel gedoe. Jan Knoops en zijn broer Gert, geloof ik, liepen daar toevallig in de buurt. Dat heeft behoorlijk wat trammelant gebracht want zij zijn toen door de Duitsers gearresteerd en gevangengezet en werden uitvoerig verhoord.

Dieneke Puijn, die woonde naast ome Drik, ging met ome Hen (Megens, want vrouw Puijn is een Megens en Hen was haar broer), met de kruiwagen naar de Smal om piepers te vergaren. Op de terugweg zijn ze in de buurt door een granaat beschoten, helaas is ook zij overleden. Het meiske was 17 jaar. Ze hebben haar toen op een ladder gelegd en zo naar huis gedragen. Dat waren heftige gebeurtenissen.

Oorlogsschade

Alle gebouwen in Heukelom hadden schade opgelopen of waren totaal weggevaagd. Het huis van Van den Woldenberg had een paar voltreffers gehad. Het huis van Coenen was totaal vernield, de huizen van ome Drik en ome Thomes hadden dusdanige schade zodat ze na de oorlog opnieuw opgebouwd moesten worden. Alleen het huis van Lintzen was van latere leeftijd, de jaren dertig, en heeft wat granaatinslagen kunnen weerstaan.

Er werd ook met brandbommen geschoten. Het huis van Piet Derix zijn thuis werd ook door zo’n brandbom geraakt, de stal en de schuur brandden volledig af. Datzelfde gebeurde bij Grad en Mien Cuijpers (waar nu Joost Custers in een nieuw huis woont). Dat huis is tot de grond toe afgebrand doordat Duitsers spioneerden door een dakpan opzij te schuiven.

Ons huis had 10 voltreffers en begon op een gegeven moment te scheuren en te verzakken, het lag dan ook in de vuurlinie. Achter ons huis hadden de Duitsers een schuilkelder gebouwd en als er beschietingen waren, konden wij ons huis aan de achterkant verlaten en in die kelder gaan schuilen. Vanuit die kelder konden de Duitsers door de loopgraven naar de buren, de familie Bongartz, gaan want daar was de gaarkeuken. Zij hadden een U-vormige boerderij. Alle Duitsers moesten daar het eten gaan halen, in zogenaamde gamellen. Een soort van blikken trommel met een deksel met klemmen en een handvat.

Op 7 januari 1945 was de evacuatie en moesten we vertrekken. Bij terugkomst was de chaos compleet. We hadden niks meer. En het beetje wat we nog wel hadden, moesten we afgeven. Er kwam een brief: het meubilair dat in huis stond en niet van jou was, moest aan de weg worden gestald zodat het werd opgehaald. Mijn moeder was zo eerlijk om te zeggen dat het niet van ons was, dus zetten we het aan de weg. We hadden toen inderdaad helemaal niks meer. Dat meubilair werd toen volgens mij verdeeld onder de armen.

Ook waren verschillende huizen onbewoonbaar. Dan werden de stenen afgebikt en werd er een kippenhok als woning bij gezet. Het heeft nog tot 1958 geduurd voordat de kerk in Afferden weer was opgebouwd. In de tussentijd moesten wij naar de noodkerk. Het was een klein gebouwtje waar zo’n 280 mensen binnen zaten.

Pastoor Peters van Afferden was geen gemakkelijke man. Hij trok mij aan mijn de oren naar het bord en gooide me op de knieën met de handen omhoog en sloeg met de liniaal op de vingers als ik ze liet zakken. Dit alles omdat ik de catechismusvragen niet kon opzeggen. Ook zo’n zelfde ritueel doordat ik niets kon verzinnen om te biechten. Ik moest tijdens de biecht en de hele Heilige mis op mijn knieën voor het altaar met nog een klap na. 

Na schooltijd moesten mijn broers en ik direct naar de noodkerk bij Kamphuis. Er waren dan van die opgeschoten jongens die tijdens de mis de kerk verlieten en aan de overkant een borreltje gingen drinken. Pastoor Peters van Afferden was woest en zette voortaan de kapelaan op wacht bij de deur.

Mijn pech is destijds geweest dat op het schoolplein een bom is gevallen. De hele school was weggevaagd. Er kwam toen als oplossing om les te gaan volgen in de meisjesschool. ’s Morgens kregen de meisjes les en ’s middags kregen de jongens les. We kregen dus maar halve dagen les, met als gevolg dat we een leerachterstand hebben opgelopen. Ik ben toen naar de bewaarschool gegaan. We kregen les van een non met zo’n kap. Omdat ik niet netjes binnen de lijntjes kon kleuren, kreeg ik een gigantische klap om de oren. 

Wim, hoe was jullie gezinssamenstelling?

Mijn vader is geboren in 1887 op een boerenbedrijf in Heukelom. De moeder van mijn vader stierf in 1895, vermoedelijk toen ze bij een brand een balk op haar hoofd kreeg. Dat betekent dat mijn vader 8 jaar oud was toen zijn moeder stierf. Zijn vader (mijn opa) wilde niet alleen blijven en hertrouwde in 1896 met Petronella aan der Meulen uit Afferden, hij stierf vervolgens in 1908. Mijn vader was toen 21 jaar oud en de boerderij moest draaiende gehouden worden. Mijn vader was begin 30 en ging voor vee op pad naar Haps naar Van der Wiel om koeien te kopen. Bij die koeienkeuring stonden 2 lieftallige dames, 1 ervan is later mijn moeder geworden. Het duurde uiteindelijk nog 4 jaar voordat zij trouwden, dat was in 1924. In 1926 is toen mijn oudste broer Jan geboren, in 1928 volgende mijn broer Harrie en in 1930 zus Mien (later getrouwd met Jan Litjens). In 1933 is mijn broer Theodorus geboren maar hij is nog geen jaar oud geworden. In 1936 werd een tweede Theodorus geboren, helaas is hij vorig jaar overleden. Toen volgde in 1937 Wilhelm/Wiel/Wim. Het is me nog steeds niet duidelijk wat uiteindelijk mijn echte naam was, ik hou het maar bij Wim. In 1939 is mijn broertje (? Naam is niet genoemd) geboren. In 1947 was het een hele hete zomer. Toen hij ’s middags uit school kwam, heeft hij bij de pomp op het dorpsplein heel veel koud water gedronken. Hij kreeg toen hersenvliesontsteking en verbleef 9 maanden in het Canisiusziekenhuis in Nijmegen. Wonderwel is hij daarvan goed hersteld en ging naar de HBS, hij was 1 van de beteren van de klas. Op 20 oktober sloeg het noodlot toe en kreeg hij wederom hersenvliesontsteking, hij werd opgenomen in het ziekenhuis en kermde van de pijn. Helaas is hij toen na 3 dagen aan deze ziekte bezweken, hij was pas 13 jaar oud. Dat is ook de enige keer dat ik mijn vader heb zien huilen.

We hebben een min of meer vrije jeugd gehad. En hoewel de 3 oudsten het werk deden, moesten wij ook meewerken. In het Bergs veld had je nog de Maasheggen – zoals die nu nog steeds aan de overkant van de Maas zijn. Je wist precies waar de eksters, de kraaien en de houtduiven woonden, hoeveel eieren ze hadden gelegd en wanneer de eieren uitkwamen. Je wist ook wanneer de kuikens gingen uitvliegen en vlak van tevoren vingen wij ze en gaven die dan aan iemand die ze kon gebruiken. Het was een ongeschreven wet dat we de uilen, tortelduiven, koolmeesjes en zwaluwen met rust lieten.

Een leuke hobby was destijds om eieren uit te halen en daar een mooie ketting van te rijgen. Bij de Duvelskuul hebben wij toen geprobeerd om eendenkuikens te vangen. Dat lukte ons niet maar de boswachter Tinus Laarakker had ons wel al gezien. Mijn broer biechtte op dat wij thuis al heel veel eieren hadden verzameld. Een dag later kwam de politieagent mij daarvoor uit de klas halen. Ik kreeg ze toen flink van Jetje maar gelukkig heeft Lange Martien mij daar niet voor in de cel gezet. Het stropen is toen geëindigd.

Dankjewel Wim, voor het leuke gesprek!

Namens Bergen Toen en Nu

Maarten Ruhl en Marie-Louise Ponjée

Kazerne page 0001

  • Raadplegingen: 716