Het blijft doodstil in de grote boerderij ook na twee keer bellen en een klop op het raam. Pas als we rond de stallen en schuren lopen horen we achter een grote schuifpoort een lammetje mekkeren. Maar geen mens en teleurgesteld lopen we weer naar de weg. Van ginds komt een vrouw aanhollen, glimlach op het gezicht. Ik denk: die is van hier en wacht op haar. Als ze bijna bij me is passeert een man op een fiets. Hij groet de vrouwvriendelijk en zij hem. Hij wenst mij een goeie dag en ik hem en in een flits zie ik de koude druppel aan zijn neus. Dan is hij verder. „Ze waarschuwden me dat er bezoek was", zegt de vrouw. Drie huizen verderop, een kleine tweehonderd meter, zat ze waarschijnlijk aan de morgenkoffie met de buurvrouw. Ze noemt haar naam, maar het is niet die we zoeken. „Woont hier dan niet Thei Buddiger?", vraag ik verbaasd. „Nee, maar dat is de man die net kwam langsfietsen", zegt ze. De fietser heeft inmiddels het viaduct bereikt. Snerpend fluiten we op onze vingers. Thei Buddiger kijkt om, we zwaaien en wenken, hij stopt, voelt in zijn binnenzak, en komt langzaam terugfietsen als we blijven roepen. „Sorry mevrouw, omdat u voor niks bent gekomen", zeg ik. „Och dat geeft niks", antwoordt ze en holt weer terug naar de koffie.