Geschiedkundige notities over Bergen aan de Maas door © Rien van den Brand
Eerste vermelding
De vermoedelijk oudste vermelding van Bergen gaat terug op een notitie uit de negende eeuw over wastijnsplichtige lieden. Tijdens de regering van koning Karel III de Jonge (876-888), gestorven op 13 januari 888, woonden er vrije boeren in de woonplaats bij de stuifzandbergen te Bergon (=Bergen) op de oostelijke Maasoever. Zij verplichtten zich in 887 om jaarlijks een bepaalde hoeveelheid bijenwas te leveren aan de voormalige kloosterkerk van de Benedictijnen te Werden aan de Ruhr. Van deze was werden kaarsen gemaakt, die moesten dienen voor de verlichting in deze kerk. Het waren twee vrije lieden, genaamd Eremfrid en Adalwi, die deze kerkbelasting op zich namen. De abdij Werden had meerdere opbrengsten in natura uit het Maaslandse gebied.
Uitgestrekte heidegebied (de huidige restanten zijn van de grote Berger- en Gemeenteheide) en bijen waren in de omstreken van Goch en Bergen in grote overvloed aanwezig. Jammer genoeg zijn in de bronnen van de rond 800 door Sint-Ludger gestichte Werdense abdij (nog) geen latere vermeldingen gevonden, die de identificatie Bergon = Bergen bevestige
Omdat de Angelsaksische Benedictijnermonniken een grote verering hadden voor de apostel Sint-Petrus, verwondert ons de toewijding van de parochiekerk van Bergen aan apostel Sint-Petrus niet. Wellicht heeft de kerkpatroon van de Keulse kathedraal Sint-Pieter hierbij ook een rol gespeeld. Kerkelijk hoorde de parochie Bergen met andere Noord Limburgse parochies vóór 1559, toen het nieuwe bisdom Roermond werd opgericht, tot het aartsbisdom Keulen.
Als de kardinaal-legaat Otto aan de deken en het kapittel, verbonden aan de Dom van Xanten, de benoemingsrechten van de pastoors bevestigd in elf parochiekerken in het Land van Maas en Waal, Rijk van Nijmegen en het huidige Noord-Limburg wordt daarbij het patronaatsrecht over de kerk van Barge (=Bergen) uitdrukkelijk genoemd. Dit vond plaats op 4 december 1230, ten tijde dat Godfried er proost of voorzitter van het kapittel van seculiere kanunniken oftewel domheren was. Op 30 april 1269 legde Henricus, de priester van de kerk van 'Bargen', zijn uiterste wil over zijn goederen in Bergen op perkament vast. Het betrof een schenking aan het kapittel van Xanten ter grootte van anderhalve boerenhoeve in Bergen tot heil van zijn ziel en tot eer en verering van de martelaar St. Victor en zijn gezellen. Deze schenking deed hij met instemming van Theoderich, als scholaster verbonden aan dit kapittel. Hij was voordien als geestelijke verbonden geweest aan het 'officium in Wese', aan wie deze goederen volgens het tijnsrecht van ouds behoorden.
martelaar St. Victor (Wikipedia)
Op 7 mei 1549 verklaarde Jan Vlammertz, dat hij het 'höfchen te Bergen' eerst van Derick Schenk von Nijdeggen, vervolgens van de bastaard, later van Gysbert Schenk, die het aan Dederich von der Lippe genaamd Hoen overgedragen had, gepacht had.
Parochie Bergen
De parochie Bergen viel tot in de dertiende eeuw onder het officium Weeze in het dekenaat Straelen, aartsdiaconaat Xanten en bisdom Keulen. Het benoemingsrecht van de pastoor van Bergen werd door dit kapittel vele eeuwen uitgeoefend. In de dertiende eeuw oefende de aartsbisschop van Keulen het kerkelijk bestuur en het benoemingsrecht vanuit het aartsdiaconaat Xanten. De bedehuis, de latere dom van Xanten, werd in de Frankische tijd toegewijd aan de vermoorde Romeinse hoofdman St. Victor, die tussen 348 en 363 bij Xanten door zijn krijgsbroeders vermoord zou zijn, omdat hij als christen weigerde aan hun heidense goden te offeren. Boven het graf van deze vermoorde christen bouwde men een gebedshuis, vervolgens een kerk en tenslotte de dom.
abdij van St. Victor 1655 (Wikipedia)
Herinneringen aan de heilige Victor en daaraan verbonden gewoonten zijn tot in onze tijd gebleven. Na de Tweede Oorlog wisselden of 'vigterden' de boerenmeiden en knechten in Noord-Limburg van betrekking bij een heerboer. Deze verandering geschiedde altijd op de feestdag van St. Victor, 1 mei, vandaar het werkwoord 'vigteren'.
Later, omtrent de zestiende eeuw, was dit recht in handen gekomen van de heer van kasteel de Hattert onder Vierlingsbeek. In de jaren 1547 en 1550 was Johan van den Hat(t)tert pastoor van Bergen. Peter van den Hatert, die op het gelijknamige kasteel woonde, bezat in 1551 het begevingsrecht van de pastorie van Bergen (Lb). Peter was gehuwd met Margriet van Merwick. De adellijken van den Hatert sproot uit die van Mierlaer (=Meerlo/Wanssum) en voerden hetzelfde wapen.
Romaanse toren en parochiekerk
Bij de oude toren van Bergen, die wij misschien moeten dateren uit de tijd van de eerste kerkenbouw omstreeks het jaar 800, hebben verschillende kerken ('n romaanse-, 'n gotische- en sedert 1827/28 een waterstaatkerk) gestaan. Ongetwijfeld heeft er bij de plaats van een belangrijke Maasovergang naar Vierlingsbeek en vlakbij de toren eerst een houten kapel gestaan. Bij de afbraak van het kerkgebouw in 1932 jaren werden paalfunderingen gevonden, die vrijwel zeker hebben gediend voor de toren, die in de twaalfde eeuw werd opgetrokken als een romaanse vluchttoren. Brede naar buiten spits-toelopende schietgaten in de torenmuren toonden dat aan, tot de verdere verwoesting in 1944. Pastoor J. Munnecom, die veel voor het behoud van de toren heeft gedaan, liet in 1942 een journalist de oostelijke torenmuur zien, waardoor de verdedigers kropen, wanneer zij het onder in de toren niet meer konden bolwerken tegen de belagers. Het onderste gedeelte, gebouwd met ijzeroersteen en maaskeien op funderingen van circa een meter breed en hoog, wijst op een bouwwerk uit deze periode. De fundaties waren volgegoten met dunne witte kalkspecie of 'meel'. De specie was erg taai en scheurde niet. Aannemer Huyberts van Nijmegen voerde de resten van de ijzeroerfundaties van het kerkgebouw als bouwafval-sloop af naar Bergharen, waar hij ondergrond nodig had voor een aan te leggen weg.
Veel ijzeroersteen is in de loop van de eeuwen uit de lege wei- of broeklanden verdwenen. Hier en daar vinden we het nog wel. Na 1955 werden bijvoorbeeld nog voorstellen uitgewerkt om de grond te verbeteren en om de ijzeroerbanken te breken, zoals die onder Siebengewald lagen.
Ook de toren van Afferden en de onderkerk van de St. Petruskerk te Boxmeer is duidelijk op de fundering met hetzelfde bouwmateriaal gebouwd; het ijzeroer was makkelijk in de directe omgeving te vinden. Rond 1500, wellicht na 1400, werd de toren van Bergen verbouwd en met mergelsteen uit Zuid-Limburg opgehoogd. Later, omstreeks 1700, werd een derde geleding van veldovensteen daarboven aangebracht, afgedekt met een pits van eikendakbeschot met opgespijkerde leien. De overgebleven stenen rompruïne van de toren vertoont aan de oostzijde nu nog al deze fasen. Onder toezicht van Monumentenzorg werd de toren in 1941/1942 en na de laatste oorlog gerestaureerd.
Aan de oostelijke buitenmuur van de toren zijn diverse aanzetten van aangebouwde kerken te zien. Met zekerheid kunnen vier kerkgebouwen aan de oostzijde worden geconstateerd, die in de loop van de eeuwen aangebouwd werden. De laatste kerk was van 1827/8 en werd in de dertiger jaren afgebroken toen daar een nieuwe kerk in de onmiddellijke omgeving werd gebouwd.
Deze nieuwe kerk werd tijdens een granaten regen van de geallieerden in puin geschoten. In oktober 1944 vielen de eerste geallieerde granaten op Bergen. Dit werd steeds heviger tot op 3 maart 1945 de bevrijdingsdag daar was. De bevolking werd in januari 1945 door de Duitsers gedwongen tot algehele evacuatie. De dorpen Heijen en Afferden waren reeds vanaf oktober 1944 verdreven. Toen de bewoners in de zomer van 1945 geleidelijk uit de noordelijke provincies terugkeerden werd de wederopbouw ernstig bemoeilijkt door gebrek aan de meest elementaire zaken en grondstoffen. Vele noodwoningen werden gebouwd. De uitgestrekte mijnenvelden en vele Boby traps hebben het herstel van de veeteelt en de landbouwbedrijven vele jaren ten zeerste belemmerd. Slachtoffers van mijnexplosies waren aan de orde van de dag. Pastoor Frans Peeters bouwde de Bergense parochiekerk volgens dezelfde tekening, enigszins vergroot, weer op, zodat zij 12 februari 1950 weer kon worden ingezegend.
Ontstaan Bergerheide en grenzen
De ondergrond van het natuur- en heidegebied van Bergen bestaat uit een pakket grof tot zeer grofstuifzand van wisselende dikte, door westenwinden afgezet op een vlak rivierterras van zand en grind. Tegen het einde van de laatste ijstijd is dit laagterras afgezet door een verwilderde en sterk vlechtende Maasstroom. Als regenrivier met een hoge stroomsnelheid was er aanvankelijk geen vaste bedding maar een netwerk van vele riviertakken. Geleidelijk werd het klimaat milder en het verval van de rivier geringer. Het natuurgebied van de Berger- en Gemeenteheide bedroeg in de zeventiger jaren van deze eeuw nog ongeveer 1100 hectare. Ruim eenderde hiervan bestaat uit stuifzand, heide en veen; de rest heeft bosaanplant gekregen. Helaas hebben grootse afgravingen in de laatste decennia een grote greep gekregen en de belangen van het natuurbehoud ernstig geschaad. Voor de toevoeging van Heijen bij de gemeente Gennep bedroeg de grootte van de gemeente Bergen, sedert de bepalingen van het Wener Congres in 1815, in de lengte 26 kilometer en de breedte gemiddeld vier à vijf kilometer. De kanon afstand van de Maas was bepalend geweest voor de landsgrens. Het gehele Noord-Limburgse gebied werd hierdoor van zijn natuurlijk achterland afgesneden in een sociaal-economisch isolement gebracht. Alleen bij het dorp Siebengewald vertoont de breedte enige afwijking namelijk negen kilometer. Met een oppervlakte van 12.600 ha behoorde Bergen tot een van de meest uitgestrekte gemeenten van Nederland. Van ouds is de betekenis van de rivier de Maas groot geweest, als een verbindende en een scheidende functie. De dorpen en de middeleeuwse burchten vindt men langs deze vaarweg.
Sint Tunnus kapel te Aijen
Waarschijnlijk dateert de ruime Sint Tunnes kapel van het einde van de 16e, begin 17e eeuw. Het klokje dateert van 1621. Na de laatste wereldoorlog heeft deze kapel geruime tijd dienst gedaan als parochiekerk wegens verwoesting van de Bergse kerk.
Heren van Afferden en de parochie Bergen
Rond de jaren 1652 liep er een groot proces tussen de heer van Bleijenbeek en de kerkmeesters van Bergen over een stuk land, dat 'die Schair' was geheten en onder Bergen gelegen. Op 13 februari 1669 kwam daarover een regeling tot stand tussen Otto Schenk von Nijdeggen en de pastoor van Bergen. De spelregels met betrekking tot het innen van de plaatselijke kleine tiend kregen hun beslag.
Voor meer informatie ga naar: Omstreken
- Raadplegingen: 2548