Lass es alle recht wohl gehen (fam. Remy)

Tweehonderd meter van de Duitse grens, in buurtschap De Wellsche Hut, stond de boerderij van de familie Remy. Die boerderij bood in de oorlogsjaren niet alleen onderdak aan de familie Remy, maar ook een groot aantal onderduikers vond in de hofstee een veilige haven. Veilig, zolang niemand z'n mond voorbij praatte en de gevreesde Hitler-jugend, Sicherheitsdienst, landwachters of de werkmannen van de Duitse TOD van het erf bleven. De familie Remy beleefde in die tijd spannende momenten. Momenten die vader Johan Theodoor Remy bijna het leven kostten. Met de nu 73-jarige Herman en de 75-jarige Wim Remy halen we herinneringen op. Als voorbeeld van het verzet in de gemeente Bergen, want de familie Remy was natuurlijk niet de enige die de toorn van de Duitsers trotseerde en zich inzette voor 'de goede zaak'.

"We hielden ons in die tijd zo min mogelijk op met de buitenwereld. Elk woord kon er een teveel zijn. We vroegen ook weinig. Echt een sfeer van 'je kunt maar beter niet teveel weten' en van 'je gedeisd houden'. We leefden voortdurend in angst. Als er landwachters in de buurt waren, kwamen we zo weinig mogelijk aan het daglicht. We woonden erg achteraf, dat maakte het een stuk gemakkelijker om je afzijdig te houden. Je wist wat de consequentie was als ze onderduikers bij ons zouden vinden. Gelukkig dacht je niet altijd aan."

Wim, geboren in 1919, en Herman, geboren in 1921, waren de oudste 'zoons van de familie Remy. Het gezin bestond in die tijd uit negen personen: de ouders en zeven kinderen. Maar daarbij bood de boerderij in de oorlogsjaren nog eens onderdak aan een vijftiental onderduikers (joden, verzetsmensen en mensen die de tewerkstelling in Duitsland wilden ontvluchten). Maar gek genoeg, werd in diezelfde tijd ook een aantal Duitse soldaten bij de familie ingekwartierd. De vier slaapkamertjes van de boerderij waren soms tjokvol.

Jodenfamilies
De eerste onderduiker die bij de familie Remy aanklopte was Jan Cuypers uit Venlo. Deze student in Delft voelde er niet voor in Duitsland te gaan werken, zoals de Duitsers hem gelast hadden. Een tijdje had hij bij de familie Linders in Well gezeten, maar daar werd de grond onder z'n voeten te heet. In een afgelegen gebied als de Wellsche Hut zou hij veiliger zijn. Via kwam hij bij de Remy's terecht. Een jaar zou hij blijven. Later keerde hij weer terug naar Venlo.

Van 1942 tot en met 1944 vond een aantal jodenfamilies onderdak in de boerderij. Zo waren daar mevrouw Mozes en haar zoons Alex en Max uit Oss, het echtpaar Izaak Stranders-Mozes uit Zaltbommel en het echtpaar Stranders sr. uit Zaltbornmel. Het laatste echtpaar vertrok echter na korte tijd. Later werd het opgepakt en op transport gesteld naar Polen.

In die tijd verbleef ook ene Piet bij de familie Remy. Toen er echter levensmiddelen ontvreemd werden en later bleek dat Piet die meegenomen had was er paniek.

"We hadden hem gevolgd" herinneren Herman en Wim zich. "Hij gaf het pakje of in het dorp en zou het later met de bus wegbrengen. Wat te doen. We konden Piet niet meer vertrouwen. Toen hij terugkwam hebben we hem verteld dat de kust niet meer veilig was en dat hij weer terug moest keren. Uit veiligheidsredenen hebben we ook de joodse families elders onder moeten brengen. Dat was in 1944."

Toen de rust weer was weergekeerd bracht verzetsman Piet van Mil opnieuw onderduikers naar de boerderij: Wim Peeters en Hans Sinner, Eddy Morien uit Den Helder en Kees van Ham uit Breda. Die wilden de tewerkstelling in Duitsland ontvluchten. Via bet verzet kwamen ook Lodewijk Hagenaar, een 9-jarig joods jongetje, en de uit het Duitse krijgsgevangenschap gevluchte Fransman August Clermont terecht bij de familie Remy. Deze twee gingen mee toen de Remy's geëvacueerd werden naar Groningen.

In oktober/november 1944 werd ook een aantal Duitsers ingekwartierd. "Och, je had er goede en kwade relativeren Herman en Wim. "Eentje vertelde zelfs dat hij met Prins Bernhard in de schoolbanken had gezeten. Zou best kunnen. De Fransman verbleef dan op de hooizolder en moest zich gedeisd houden met zijn accuradio."

Handgranaat
De Duitsers die het erf betraden van de familie Remy waren meestal echter niet op zoek naar onderduikers. Ze hadden het meer op het vee afgezien. De deuren van de varkensstallen werden voorzien van een koord en verbonden met een lepel in de keuken. Als iemand aan de deur trok begon de lepel te rammelen. Zo probeerde wat Hitlerjugend varkens te stelen. De Fransman had het gezien en gooide vanaf de hooizolder de accu van z'n radio, een autoaccu achter op de voet van een van die knullen. De Hitlerjugend draaide zich om en schoot met de karabijn op het hooiluik. Vader kwam net de hoek om. De Duitsers gooiden een handgranaat naar hem toen hij wegrende. Gelukkig kwam die granaat voor hem terecht, zodat de splinters ook naar voren vlogen. Anders was vader zeker dood geweest. Dat moeten we hem nageven. Papa was zeker niet bang. Toen weer eens Duitsers vee kwamen stelen, liep hij moedig op hen toe en zei keihard: "Heeft Hitler jullie dat geleerd, als dieven in de nacht vee komen stelen". De Duitsers keken naar de grond draaiden zich om en gingen. Dat moest je doen met die Duitsers: schreeuwen en overbluffen."

Evacuatie
Ook de familie Remy ontkwam niet aan een evacuatie. De Fransman, die wel een vervalst persoonsbewijs had onder de naam

August Appelman wilde op de boerderij blijven. Toen de Griine Polizei kwam zagen ze hem met een jutezak vol spullen lopen net toen hij naar zijn verstopplaats in de veldschuur wilde. "Stehen bleiben", klonk het. In de zak bleek een grote binnenband te zitten. Daarmee wilde August de Maas over. Met "Du Feichling, Du wilst die Maas über" werd de Fransman ontmaskerd. Hij mocht blijven om mee te helpen met opladen. "Toen we vertrokken, liep hij gewoon met ons mee", vertelt Wim Remy. "Volgens mij kneep de Duitser een oogje dicht. In Weeze werd alles in veewagens geladen. August klom in de wagen en hield zich stil. Toen alles ingeladen was, klommen we zelf ook in de wagen en maakten de deur dicht. De spanning was om te snijden. Even later ging de deur weer open. De Duitser keek een keer rond,knikte toen en zei: "Lass es alle recht wohl gehen". Wat een opluchting. Je merkte, voor de Duitsers was de oorlog een afgaande zaak."

De familie Remy kwam uiteindelijk terecht in Uithuizermeeden. Met hulp van de kapelaan van Uithuizen en de dominee uit Uithuizermeeden is iedereen de evacuatietijd zonder problemen doorgekomen om na de oorlog in vrijheid terug te keren op hun boerderij. De boerderij waar het in de jaren daarvoor zo druk was geweest.

Bron: Dagblad van Limburg

Zoeken