De Papeters "Jan, Pier en Nelleke"
Het is me een mooie troep, die ruilverkaveling. Ze zetten alles op papier... alles... maar we hebben in het veld nog een kruis staan... en dat zijn ze glad vergeten... het is een mooie troep!" Uit zijn woorden spreekt een heilige verontwaardiging. Zijn kraaloogjes steken. Aan weerszijden van de alpinopet kringelen grijze krulletjes. „Mensenmoordenaars zijn het...! Het beste punt om de Rijksweg over te steken willen ze afsluiten... en dan maken ze een nieuwe oversteek, daaronder in de diepte." Beschuldigend heft hij zijn vinger en wijst er mee in de verte. Twee fietsers komen voorbij en groeten ons, de een zelfs met militair vertoon. „Voor je het weet zit je op de weg... levensgevaarlijk!"
Zonder uitnodiging begint Pier Thissen zijn gal te spuien als we bij hem uitkomen, terwijl hij in het Bergense gehucht „Op de Pa-peter" een nieuwe, rode straatbezem staat schoon te vegen aan een weipaal. Hij heeft er zojuist de stal mee aangeveegd, een alleenstaand laag hok langs de weg, waarin zestien jonge koeien staan. In de verste hoek brandt een kale peer, het enige licht in de schemerige stal. Nog terwijl Pier zijn verhaal afsteekt komt een gebogen figuur uit de schuin tegenover liggende boerderij.
- Raadplegingen: 1135